In 2025 vieren wij dat Nederland 80 jaar geleden werd bevrijd. De littekens die de Tweede Wereldoorlog achterliet zijn 80 jaar later nog steeds zichtbaar. Heel direct in families die dierbaren hebben verloren, die zijn vermoord tijdens de Holocaust of zijn omgekomen door het oorlogsgeweld in Nederland en in Nederlands-Indië/Indonesië. Maar ook breder werkt de Tweede Wereldoorlog door, zoals in de manier waarop we naar de wereld kijken.

Op zaterdag 22 maart 2025 zal burgemeester Jansen, in aanwezigheid van de wethouders Molenaar en Dekker om 10.30 uur een kleine expositie openen bij Stichting Oud Woudenberg in het Cultuurhuis in Woudenberg (Dorpsstraat 40).

De kleine expositie geeft een beeld van de laatste oorlogsdagen in Woudenberg, waarbij het opblazen van het kruispunt De Poort op 28 april 1945 wel het meest in het oog lopende feit was. Aan de hand van foto’s wordt de verwoesting in beeld gebracht. Maar ook de komst van de Canadezen op 7 mei 1945 is onderwerp van verschillende foto’s. De bevrijdingsoptocht vond in september van dat jaar plaats. Ook zullen in de expositie de verhalen aan bod komen over Woudenbergers die tijdens de oorlogsperiode zijn omgekomen.

Aansluitend aan de opening bestaat de mogelijkheid deel te nemen aan een dorpswandeling van ongeveer twee uur met gidsen langs (soms al verdwenen) sporen van de Tweede Wereldoorlog. Opgave vooraf voor deze wandeling is noodzakelijk.

Dat kan via  of telefoonnummer . Aan de wandeling kunnen maximaal 25 mensen deelnemen. Later in het jaar zal de wandeling nogmaals georganiseerd worden.

De opening van de expositie en de wandeling zijn onderdeel van een uitgebreider programma waarin 80 jaar vrijheid wordt herdacht. Dit programma is een samenwerking tussen Gemeente, museum Grebbelinie in het Vizier, Oranje Comité en Stichting Oud Woudenberg. Het volledige programma is te vinden op de website van Stichting Oud Woudenberg. Via kranten en andere media zal ook aandacht worden geschonken aan het programma.

Beeld van de optocht in september 1945. Op de bok zit A. Kleinveld.